AZet u is … Arno

AZet u is … Arno

Wat doet een pastoraal medewerker?

Wij gaan bij patiënten langs die vaak voor langere tijd in het ziekenhuis verblijven. Slechts bij uitzondering komen wij op uitdrukkelijk verzoek van de patiënt. Wij gaan bij de patiënten langs op de kamer en voelen zelf aan of ze nood hebben aan een ondersteunend gesprek. Zo ja, dan gaan we daar verder op in. Iemand kan zich bijvoorbeeld eenzaam of triestig voelen of weinig bezoek krijgen. Vooral tijdens de coronaperiode hoorden we dat vaak, maar het is niet enkel de eenzaamheid, soms gaat het ook over het spirituele. We kijken naar de patiënt in zijn geheel en daar hoort ook het spirituele aspect bij. Dat spirituele gaat niet per se over God of over de hemel, het kan ook zinbeleving zijn. Waarom ben ik hier in de wereld? Wat heeft mijn leven nog voor zin? Vooral patiënten die hier lang liggen, worstelen weleens met die vragen. Het kan helpen om dat even uit te spreken.

We luisteren zo goed mogelijk naar de noden van de patiënt. Als we merken dat er zware, traumatische ervaringen meespelen, dan vragen we of we ze mogen doorverwijzen naar een psycholoog. We voelen vanzelf wanneer die behoefte er is, net zoals psychologen dat ook aanvoelen: als ze merken dat hun patiënt nood heeft aan spirituele gesprekken, dan verwijzen zij door naar de pastorale dienst.

Als een patiënt niet gelovig is of andersgelovig, dan maakt dat voor ons niets uit. We kunnen onze katholieke achtergrond opzijzetten. We zijn er voor iedereen, ongeacht je overtuiging of achtergrond.

Natuurlijk kunnen we niet weten wie er het meest nood heeft aan een gesprek met ons. Daarom is het ook belangrijk dat dokters en verpleegkundigen weten wanneer we kunnen helpen. Dat gebeurt op sommige diensten heel frequent, op andere eerder zelden. We zijn in ieder geval overal in het ziekenhuis aanwezig. Soms vragen we aan de verpleegpost of er iemand nood heeft aan een bezoek. We hebben hen heel hard nodig omdat we nu met drie, binnenkort met vier, onmogelijk alle kamers van de campussen Deurne en Antwerpen kunnen binnenwandelen. Daarom vinden we het heel belangrijk dat we goed zichtbaar zijn. Dat de medewerkers weten waarom we hier zijn en vooral wanneer ze een beroep op ons kunnen doen.

De beste collega’s

Ik werk hier ontzettend graag. De sfeer onder de collega’s is zo warm dat ik elke dag met een glimlach naar het werk kom. We werken heel goed samen onder ons drieën en ook met de collega’s van de patiëntenbegeleiding. Wanneer we geconfronteerd worden met moeilijke situaties van patiënten, moeten we daar soms zelf ook van bekomen. Dan kunnen we altijd bij elkaar terecht. Het kan deugd doen om samen alles op een rijtje te zetten en er dan weer volop tegenaan te gaan. Collega’s staan ook altijd direct klaar, en ik voel dat er dan een last van mijn schouders valt. Als we elkaar niet zouden hebben, dan zouden we het waarschijnlijk niet zo lang volhouden. Ook al staan we als persoon sterk, blijven we uiteraard maar mensen.

Soms heb ik nood aan wat ruimte voor mezelf. Dan ga ik naar mijn bureau of naar de kapel, want daar kan ik tot rust komen. Ik schrijf dan even in mijn boekje of neem de tijd om een gebedje te doen voor iemand. Even bezinnen, nadenken of aan die persoon denken, kan helend werken.

Multicultureel & multireligieus

We vinden de persoon in zijn totaliteit zeer belangrijk. Dat betekent dat wij iedereen bezoeken. De meeste mensen denken dat we enkel naar de katholieken gaan, maar dat is helemaal niet zo. We zijn wel degelijk katholiek, maar we kunnen onze katholieke achtergrond eventjes opzij zetten en er puur zijn voor de patiënt. Als die patiënt niet gelovig is of andersgelovig, dan maakt dat voor ons niets uit. Daar kunnen we ook een ondersteunend gesprek mee voeren en dat proberen we zeer duidelijk te maken aan onze collega’s en patiënten. We willen absoluut multicultureel en multireligieus werken. Misschien zou een naamsverandering naar bijvoorbeeld ‘spiritueel begeleider’ kunnen helpen, maar ik vind de link met het katholieke zelf heel fijn. ‘Katholikos’ is Grieks voor ‘iedereen’. We zijn er dus voor iedereen, ongeacht je overtuiging of achtergrond.

Geen ambitie om pastoor te worden

Ik probeer de katholieke principes toe te passen in mijn dagelijks leven. God is voor mij liefde. Ik probeer altijd de mensen te vergeven, een tweede kans te geven, niet te veroordelen. Ik heb een vriendin, dus pastoor worden zit er niet in. Ik doe deze job zeer graag, maar die verschilt toch grondig van de job van pastoor. Een pastoor zegent huwelijken in, neemt de biecht af … Dat vraagt een totaal andere achtergrond. Ik ben christen en ik bewonder de geestelijken die hun leven volledig kunnen wijden aan hun geloof, maar zelf zou ik het niet kunnen. Ik ga af en toe weleens naar een viering op zondag, maar dat gebeurt niet elke week. Ik vind het vooral belangrijk om naar een viering te gaan wanneer je daar zelf nood aan hebt. Het gemeenschapsgevoel is voor mij ook heel belangrijk, daarom dat ik ook graag naar de kerk ga.

Ik heb een vriendin, dus pastoor worden zit er niet in.

Mensen verwachten niet dat ik pastoraal medewerker en theoloog ben of vroeger leerkracht godsdienst was. Ze denken dat wij ‘engeltjes’ zijn, maar wij zijn gewoon mensen. Ik speel competitief tafeltennis, ga ‘s avonds graag op stap en drink al eens iets. Toen ik theologie studeerde, zeiden ze: “Allee, zo’n jonge gast.” Soms krijg ik negatieve reacties, maar daar leg ik mij bij neer. Als ze ervoor openstaan, ga ik graag in dialoog, vooral wanneer ik merk dat er oprechte interesse is in de redenen waarom ik deze job doe.

Mijn vriendin leerde ik kennen op de hogeschool. Ze studeerde er voor leerkracht godsdienst en Nederlands. Ik wilde vooral iemand vinden die niet voortdurend het geloof zou afkraken. Net als in onze relatie met patiënten moeten we kunnen zijn wie we zijn.

Contact houden

Ik heb al weleens meegemaakt dat ik in een kamer binnenkwam en meteen hoorde: “Ik heb dat niet nodig.” Toch vraag ik dan nog heel even door en kan daar een fijn gesprek uit komen, over eenzaamheid bijvoorbeeld. Na een gesprek van een uur hoor ik dan: “Bedankt, het gesprek heeft mij echt deugd gedaan.”

En daarvoor doe je het toch? Ik probeer in de mate van het mogelijke contact te houden met de patiënten wanneer ze naar huis gaan. Dat kan een eenvoudig telefoontje zijn, maar dan weten ze dat we nog aan hen denken, ook al zijn ze hier weg.