AZet u is … Dr Sion

AZet u is … Dr Sion

Ik ben hier begonnen in 1990, maar toen heette het ziekenhuis nog niet AZ Monica. Als klinisch bioloog ben ik in het laboratorium gestart. Ik was van bij het begin altijd al geïnteresseerd in de organisatie, dat heb je ook nodig in het laboratorium. Al snel groeide de interesse voor dat organisatorische binnen het hele ziekenhuis. Ik zorgde ervoor dat ik zo vaak mogelijk van de partij was bij commissies, werkgroepen, de medische raad … Ook vanuit het laboratorium kwamen er zaken naar boven zoals ziekenhuishygiëne, antibioticabeleid, transfusiebeleid, enzovoort.

In 2009 kwam er een vacature vrij voor hoofdarts omdat de toenmalige hoofdarts met pensioen ging. Het leek mij een voortzetting van de organisatorische passie die ik had en de drive om beleidsmatig mijn stempel te drukken op het ziekenhuis. Ik had in 2000 al een opleiding ziekenhuismanagement gevolgd, ruim voor ik het mandaat van hoofdarts op mij nam, en daar leer je hoe de financiële en juridische structuur van een ziekenhuis werkt. Je leert er ook de psychologische skills die je nodig hebt om samen met anderen zo’n grote organisatie te leiden, met een enorme mix van hoogopgeleiden, kortgeschoolden en alles daartussen.

Samen beslissingen nemen

Een hoofdarts moet, volgens mij, er samen met de andere directeurs voor zorgen dat een ziekenhuis goed draait. Specifiek zorgt hij of zij ervoor dat de medische diensten perfect samenwerken en de nodige stappen zetten om de uitdagingen aan te gaan waar het ziekenhuis voor staat. Samen met de verpleegkundige directie waak ik erover dat het zorgverhaal klopt en voldoet aan de normen en verwachtingen van de bevolking en de omgeving waarin we ons bevinden.

Ik neem hier niet in mijn eentje beslissingen. Ik stuur een team aan van artsen die een zelfstandig statuut hebben. In die zin moeten wij onze beslissingen samen nemen, hoewel ik ze wel in de juiste richting probeer te duwen. Het is belangrijk dat ik het kader schets en onze uitdagingen voldoende in de kijker zet. Multiculturaliteit is een voorbeeld van zo’n uitdaging. Als algemeen ziekenhuis hier in Deurne zien we een groeiende multiculturaliteit in onze omgeving en dus ook bij onze patiënten. Ik probeer ze te motiveren om open te staan voor die multiculturaliteit, om zo’n diverse groep patiënten beter te kunnen helpen. In Mayo Clinic in de VS (een Amerikaans academisch medisch centrum zonder winstoogmerk dat zich richt op geïntegreerde gezondheidszorg, onderwijs en onderzoek, n.v.d.r.) zie je dat ze veel meer openstaan voor meertaligheid en de organisatie aanpassen aan anderstalige patiënten. Empathie voor de leefwereld van de patiënt is essentieel. Dat verhaal probeer ik steeds opnieuw te brengen.

Maatschappelijke verantwoordelijkheid

Als hoofdarts stuur je op een andere manier je team aan dan in andere organisaties. Ik ben niet de baas van onze artsen, zij zijn hun eigen baas. Samen moeten we er dus voor zorgen dat we voldoen aan wettelijke normen, aangepast aan de omgeving waarin we ons bevinden. Maar ook het financiële plaatje moet kloppen. Het is uiteraard de bedoeling dat we uit de rode cijfers blijven. Onze maatschappelijke verantwoordelijkheid als zorgorganisatie mogen we niet uit het oog verliezen, dat is onze reden van bestaan. Dat moeten we zo goed mogelijk proberen waar te maken. En dat geeft mij enorm veel energie.

Er zit zeker een maatschappelijk engagement in mij. Anders is zo’n job je roeping niet. Voor mezelf is het heel belangrijk om die maatschappelijke meerwaarde mee te realiseren. Ik denk dat dit voor alle artsen geldt. Zelfs voor een klinisch bioloog als ik, die aanvankelijk gedreven was door het technische aspect van de microbiologie en het organisatorische aspect, geldt dat het maatschappelijk engagement primeert.

Genoeg ontspannen

In het secundair onderwijs deed ik heel graag wiskunde, waardoor de opleiding tot burgerlijk ingenieur ook een optie was voor mij. Maar er was toen een ingangsexamen voor burgerlijk ingenieur en ik had iets te weinig uren wiskunde gehad op school, dus dat betekende: studeren tijdens de vakantie. Daar had ik geen zin in, waardoor ik koos voor geneeskunde. In die tijd was daar nog geen ingangsexamen voor. Mijn laatste vakantie wilde ik namelijk niet studerend doorbrengen (lacht).

Ik splits mijn professioneel en privé leven heel hard. Ik vermijd het bijvoorbeeld om over het werk te praten tijdens familiebijeenkomsten. Zodra ik op het werk kom, ben ik mijn persoonlijke bekommernissen vergeten en omgekeerd. Wanneer ik me voorneem om in het weekend iets te lezen voor het werk, besef ik maandagochtend vaak dat ik dat alweer vergeten ben. Dat loskoppelen doe ik ook op vakantie. Om in mijn job goed te presteren, heb ik ook rust en ontspanning nodig. Dan ga ik graag met mijn vrouw naar het buitenland, trekken we de natuur in en genieten we van de simpele dingen.

Relativeren en respecteren

Naast die strikte scheiding tussen werk en privé, is het belangrijk voor een hoofdarts om goed te kunnen relativeren. Je kan niet altijd alles realiseren zoals je wil en in het tempo dat je wil. Soms moet je je visie aanpassen aan verwachtingspatronen van anderen en dat kunnen inschatten. Respect is ontzettend belangrijk, na 30 jaar in het werkveld weet ik dat er eigenlijk niets belangrijker is dan dat. Mocht iedereen respectvol met elkaar omgaan, dan zag de wereld er zoveel mooier uit. Je moet ook veel geduld hebben, wakker schieten wanneer de opportuniteit zich voordoet en er dan gewoon voor gaan!

Krachten bundelen

In crisissituaties zie ik steeds weer de kracht van mensen samenkomen. De JCI-accreditatie is daar een mooi voorbeeld van. Iedereen ging er toen massaal voor, met de neuzen in dezelfde richting. We zagen dat uiteraard ook in de COVID-19-periode. De krachten werden heel vlug gebundeld om dat zorgverhaal waar te maken. Op momenten van gezamenlijke uitdagingen iedereen zien samenkomen, dat voelt heel fijn voor mij.

Qua karakter ben ik zeer loyaal. Zolang ik geen reden heb om van ziekenhuis te veranderen, zal ik dat ook niet doen. Dat zit echt in mij, ik rij al 30 jaar met hetzelfde automerk. De kans zit er dus dik in dat ik net als de vorige hoofdarts ook tot mijn pensioen hier blijf. Al beslis ik dat natuurlijk niet zelf, anderen moeten daar ook akkoord mee zijn!